Bloedsomloop

Bloedsamenstelling

 

De gibbon is een zoogdier net zoals de mens. Omdat de mensen en de gibbon beide zoogdieren zijn hebben ze dezelfde bloedsamenstelling.

Het bloed van de gibbon bestaat uit:

  1. 45%  bloedcellen en bloedplaatjes (vaste bestanddelen). Er zijn twee soorten bloedcellen: rode bloedcellen en witte bloedcellen.
  2. 55% bloedplasma. van deze 55% is 7% plasma-eiwitten, 2% opgeloste stoffen (o.a. zouten) en 92% water. Bloedplasma zorgt voor het vervoer van bijv. zuurstof, koolstofdioxide, afvalstoffen en voedingsstoffen.

 

Rode bloedcellen zijn ronde cellen aan de binnenkant dunner dan aan de rand. De rode bloedcel krijgt zijn kleur door hemoglobine dat zuurstof makkelijk bindt en afgeeft (licht rood zuurstofrijk, donkerrood zuurstofarm). De bloedcel heeft geen celkern.


Witte bloedcellen hebben geen vaste vorm, een celkern en maken ziekteverwekkers onschadelijk. Doordat de witte bloedcel geen vaste vorm heeft kan hij zich door kleine gaatjes in de haarvaten wurmen. Een voorbeeld van een ziekteverwekker is een bacterie. De witte bloedcel sluit de bacterie zelf in en hierdoor wordt de bacterie gedood. Helaas gaat de witte bloedcel zelf ook dood. De dode witte bloedcel met een bacterie is de pus in een wond.


De bloedplaatjes zijn afgebroken delen van cellen en zijn zelf dus geen cellen. De bloedplaatjes hebben een belangrijke rol de bloedstolling. Ze kleven als het ware samen op de plek van het wondje. Op een gegeven moment is er een prop ontstaan. Dan komen er verschillende stoffen vrij. De bloedplaatjes geven een stof af waardoor het bloed stolt (ook bloedplasma speelt een rol bij de stolling). Soms zorgen de bloedplaatjes ook voor stolling in de bloedvaten (trombose).


Een van de plasma-eiwitten is fibrogeen dat bij de bloedstolling een belangrijke functie vervult en van fibrogeen naar fibrine wordt omgezet.

 

 

Bloedsomloop

 

De bloedsomloop van de mens en de gibbon zijn hetzelfde. De bloedsomloop bestaat uit bloedvaten, bloedvatenstelsel en het hart. De gibbon heeft een dubbele bloedsomloop dat wil zeggen dat het bloed 2 keer door het hart gaat per omloop. Hierdoor het je dus ook twee bloedsomlopen: de grote bloedsomloop en de kleine bloedsomloop.

De bloedsomloop stap voor stap:

  1. Het bloed komt de holle aders in de rechterboezem.*begin kleine bloedsomloop*
  2. De rechterboezem trekt samen en het bloed wordt in de linker kamer gespoten.
  3. De rechterkamer trekt samen en het bloed wordt de longslagader in gespoten.
  4. De longslagader vervoert het koolstofdioxiderijke bloed naar de longen
  5. Bij de longen geeft het koolstofdioxiderijke bloed koolstofdioxide af en neemt zuurstof op.
  6. Het zuurstofrijke bloed gaat via de longader naar de linkerboezem *einde kleine bloedsomloop begin grote bloedsomloop*
  7. De linkerboezem trekt samen en het bloed wordt in de linkerkamer gespoten
  8. De linkerkamer trekt samen en het bloed wordt in de aorta gespoten.
  9. Vanuit de aorta gaat het naar een orgaan of spier in het lichaam.
  10. Bij de spier/orgaan worden de voedingsstoffen en zuurstof afgegeven en koolstofdioxide en afvalstoffen opgenomen.
  11. Vanuit de spier/orgaan gaat het via een holle ader naar de rechterboezem. *einde grote bloedsomloop*
 

Hart

 

De harten van zoogdieren en vogels zijn allemaal ongeveer hetzelfde. Dus het hart van een mens zou ongeveer hetzelfde moeten zijn als dat van een gibbon.

Het hart van een gibbon ligt in de borstholte.

 

Het hart is een spier en heeft dus voedingsstoffen en zuurstof nodig, het moet ook de afvalstoffen en de koolstofdioxide kunnen afvoeren. Hiervoor zijn de kransslagaders en de aders die over het hart heel lopen. In de kransslagaders zit zuurstofrijk bloed met voedingsstoffen, het is een aftakking van de aorta. In de kransaders zit koolstofdioxiderijk bloed met afvalstoffen, vanuit de kransaders wordt het bloed gelijk naar de rechterboezem doorgevoerd.

Het hart van een gibbon bestaat uit twee helften. De linkerharthelft en de rechterharthelft. De twee helften worden van elkaar gescheiden door een harttussenwand. Beide bestaan uit een kamer en een boezem. De boezems liggen op de kamers als een soort zakje.

 

De boezems, kamers en aders zijn van elkaar gescheiden door 2 verschillende soorten kleppen: hartkleppen en halvemaanvormige kleppen. De hartkleppen scheiden de kamers en boezems van elkaar. De halve maanvormige kleppen scheiden de kamers en de aders van elkaar.

In de werking van het hart zijn er 3 fasen:

  1. Samentrekken van de boezems.
  2. Samentrekken van de kamers.
  3. Hartpauze.

 

Het samentrekken van de boezems gebeurt gelijktijdig. het bloed wordt de kamers ingespoten. de kamers zijn ontspannen. De hartkleppen staan open en de halvemaanvormige kleppen zijn dicht.

De vol met bloed gestroomde kamers trekken tegelijkertijd samen. De hartkleppen zijn dan dicht zodat het bloed niet terug de boezems in stroomt. De druk in de kamers stijgt en zodra de druk in de kamers hoger is dan die in de longslagader en de aorta worden de halvemaanvormige kleppen opengduwd. Het bloed wordt in de longslagader en aorta gepompt. Tijdens dit zijn de kamers ontspannen


Tijdens de hartpauze zijn de kamers en de boezems ontspannen. Vanuit de longader en de holle aders komt er bloed in de boezems maar omdat de hartkleppen open staan worden de kamers ook al gedeeltelijk gevuld. De halvemaanvormige kleppen zijn wel dicht, anders zou het bloed uit de aorta en longslagader terug in de kamers stromen.

 

 

Bronnen

 

transportstelsel.tripod.com

www.natuurinformatie.nl

www.bioplek.org

www.schooltv.nl

www.bioplek.org